Portret van ......................

Theo Beks
Geboren (in 1939) en getogen in Nuenen, op Eeneind. Nu woont hij op de plek waar destijds de boomgaard van zijn vader lag. Afgelopen januari was hij zestig jaar getrouwd, met zijn vrouw Phil. Bij gelegenheid van dat feest zijn veel herinneringen opgehaald, verhalen verteld, foto’s rondgegaan. ‘’Maar’’, zegt Theo, ‘’elke morgen zie ik in de spiegel dezelfde kop als op die oude foto’s en dan weet ik wat de tijd doet: je bent sleets’’.
Marc Niettemin ziet hij eruit als Hollands welvaren en is goedlachs, maar dat is de ene kant, het uiterlijk. Er is ook een ander deel van het verhaal, en dat steekt hij niet onder stoelen of banken. ‘’Ik hou van klets, maar het leven is vrolijkheid én ernst.’’ Het heeft alles te maken met hun zoon Marc. Eenentwintig jaar geleden overleed hij, eenendertig jaar oud. Marc was nierpatiënt, had een zwaar leven, en ondanks twee transplantaties heeft hij het niet gered. “Ik geloof in de afwisseling, de zeven vette en zeven magere jaren, maar deze periode was wel héél mager. Nu ben ik blij dat Marc met en bij ons heeft geleefd en dat wij zijn ouders mochten zijn”.
Carnaval en familie Hoe kom je er doorheen, als je de bodem van het leven ziet? “Van de ene kant heeft carnaval mij ontspannen zodat je even alles kunt vergeten door gewoon te feesten. Carnaval was voor mij een uitlaatklep tijdens de lange ziekteperiode van Marc. Carnaval is feest, is gemeenschap, is verbroedering. Ook familie en vrienden zijn belangrijk geweest en nog, want familie en vrienden blijven praten - en dat moet ook. Ze blijven vragen en er op terugkomen en dat helpt enorm.”
Twee wonderen Theo en Phil hebben nog twee kinderen, Marion en Pieter, en zes kleinkinderen. Hij zegt: “Misschien klinkt het gek, maar ik heb een zoon verloren en zes kleinkinderen gekregen. Geen letterlijke ruil natuurlijk, maar zoals ik het zie is het een wonder. Het andere wonder is dat we als gezin zijn dood een plaats hebben kunnen geven. Zo volgen de magere jaren en de vette jaren elkaar op en vullen ze elkaar aan. Altijd komt er weer tijd voor iets anders.”
Seminarie Bij Theo begon de gang door het leven er mee dat hij naar het seminarie ging, het Damianencollege in Sint Oedenrode. In de familie hadden ze twee tante-zusters, die totten hem af en toe op tot mini-priester. Zij vonden dat prachtig, en hij vond die belangstelling ook wel prettig. Maar eenmaal intern op het seminarie zag hij het leven daar op de Schijndelseweg letterlijk aan zich voorbij gaan en hij voelde zich ongelukkig. Hij schreef erover naar thuis, maar die brieven werden achtergehouden, ‘’zo’n rotstreek.’’ Zijn zus Tini kwam eens per veertien dagen schone was brengen en vuile ophalen, dat was het enige contact met buiten; Theo heeft toen een brief aan zijn ouders bij de was gestopt. Toen was de zaak snel bekeken: Theo kwam weer thuis.
De zee Geen priester dus, maar iets van het religieuze gevoel is altijd wel blijven leven. “Vroeger vond ik God in de kerk, nu meer aan zee: de grootsheid van zee, de oneindigheid, wat niet te bevatten is. Ik ga vaak naar zee; daar in de vloedlijn schrijf ik in het zand aan Marc, bijvoorbeeld ‘de groeten van ons’. Dan komt de vloed, leest het, gaat er overheen en neemt het mee. Ik weet dat de boodschap is gehoord. Dan voel ik contact”.
Food Na het seminarie-avontuur volgde hij de opleiding Patroon Brood- en Banketbakkerij, maar - grote pech: hij kreeg bakkerseczeem en kon het vak verder wel vergeten. Hij bleef in de food-sector: eerst vertegenwoordiger in levensmiddelen, daarna supermarktmanager bij Sligro, daarna daar op de afdeling inkoop, en na zijn vijftigste gedetacheerd bij Jan Louwers, een echte horeca groothandel. Theo: ”je hoort van veel mensen dat ze het einde van hun werkloopbaan met chagrijn halen, maar ik ging fluitend naar mijn werk. Ik heb daarmee geluk gehad.”
Likkepot Na zijn pensioen kwamen andere activiteiten in het vizier. Met vier vrienden werd Zingerij Dwarsgetuigd opgericht, en hij ging tennissen. Ook Likkepot kwam om de hoek kijken. Dat was op initiatief van ex-priester Jan van de Sande, nu overleden. ”Ik was voorzitter van het kookclubje Heerenleed; Jan benaderde mij met het idee om voor mensen in Nuenen die geen groot netwerk hebben of weinig mogelijkheden en die opzien tegen de saaie zondag, een goed verzorgde maaltijd voor te bereiden en die gezellig met elkaar te nuttigen. Dat hebben we gedaan en het is een groot succes, nu al zeventien jaar, één zondag in de maand. Dertig vrijwilligers zijn in de weer voor dertig gasten: mooi toch?! Tot eind februari zaten we in de Goudvinkhof, nu in de Jo van Dijkhof. Ik kan geweldig genieten van iets opzetten en zien dat het goed loopt, dat je de mensen ziet genieten. Ons team bestaat uit allemaal verrekte leuke mensen”.
Prins Veel sociale activiteiten in Nuenen worden mogelijk gemaakt doordat de oud-prinsen er hun schouders onder zetten. Theo was in 1981 prins carnaval. “Ik zat in een carnavalsclubje en had het er geweldig naar mijn zin. Je wordt ervoor gevraagd, ze zagen een gezellige man in mij, denk ik. Ik voelde me vereerd. Als prins word je omgeven door een circuit van goed gemotiveerde en hard werkende mensen die het je naar de zin willen maken voor een mooi feest. Zelf heb ik het meest genoten van het gehandicaptenbal, bejaarden- en ziekenbezoek; de echte carnavalsvierder redt zichzelf wel en kan het goed stellen zonder prins”.
Balans Vierentachtig jaar nu. “Het is de tijd van balans opmaken, en ook de leuke kanten van het leven benutten. Terugdenken moet! Ook aan Marc”. Theo is lid van de Heeren van de Berg: een groepje van zeven mannen dat elke vrijdagmiddag in Le Souris samenkomt. “We praten over Nuenense nieuwtjes vertellen een mopke, maar we praten ook over onze levens. Waar het goed ging en waar fout. Onder grote heren valt dan wel eens een traantje. Het is zalving. Ik heb echt veel geluk, een rijk leven, gezond, en ik begrijp het nog allemaal goed. Een keertje flink op je bek gaan doet pijn maar is niet verkeerd, ik ben er een gevoeliger mens door geworden en ben super dankbaar.”
Frank van de Poel